hier waak ik

Langzaam verplaatsen we ons over de wereld, lange afstanden in vele uren en ten koste van een enorm energieverbruik afleggend. Onze informatie is ons altijd een stap voor. Boekingen snellen ons vooruit, onze aanwezigheid wordt in het netwerk dat onze verplaatsingen organiseert uitgebreid aangekondigd en ter bestemder plekke aangemeld. Eenmaal gearriveerd zijn we ingelogd in nieuwe netwerken, onze mobiele telefoons passen zich aan een andere omgeving aan, waarin ook onze credit cards zonder te hoeven verkleuren worden geaccepteerd. Terwijl wij met een onzekere maag en hoofd een jetlag verwerken zijn onze chips al volop aan hun nieuwe omgeving gewend en voor ons aan het werk.

Hier waak ik werd oorspronkelijk gepubliceerd in tijdschrift Open, nummer 6 (2004).


Jouke Kleerebezem



Hier waak ik




I want my desktop back...


Bill Buxton, indertijd software ingenieur bij het Xerox PARC onderzoekslaboratorium, introduceerde in 1993 tijdens de eerste Doors of Perception conferentie [1] in Amsterdam een sterke mantra, toen hij vertelde waarop zijn interesse in ubiquitous computing, beter bekend als ‘ubicomp’, zich baseerde. Zijn “I want my desktop back” werd een bescheiden hit in de versie van Mediamatic, op de als verslag van de conferentie uitgebrachte cd-rom. [2] Het verdringen van de computer uit zijn beige plastic behuizing, om deze onder te brengen in andere delen van onze fysieke omgeving — “in the woodwork”, zoals dat bij Buxton heette — was en is het doel van ubicomp. Het informatiseren van de dagelijkse omgeving trekt de netwerken weer uit huis en bureau, de straat op. Het Internet en de telecommunicatienetwerken verbinden mens en plaats op een snel uitdijende schaal, waarbij nieuwe openbare en privéruimten ontstaan. Handelingen die voorheen voornamelijk in de huiselijke omgeving plaatsvonden, zoals telefoneren, met een ‘vast’ toestel, werden openbaar terwijl die waarvoor openbare plekken moesten worden bezocht, zoals bijvoorbeeld het zoeken van informatie bij overheden of in bibliotheken, zich gedeeltelijk naar de privéomgeving verplaatsten. Met de snelle toename van het aantal zogenaamde hot spots [3] verovert inmiddels ook andere draagbare digitale apparatuur dan de mobiele telefoon het straatbeeld. De architectonische, de landschappelijke en de informatieruimte beginnen in elkaar over te lopen. Een optimale mobiliteit wordt aan een zo groot mogelijk communicatievolume gekoppeld. Industriële inspanningen zijn er uiteindelijk op gericht om alle digitale producten en diensten op elke willekeurige lokatie beschikbaar te maken. Met de komst van de communicatienetwerken naar de openbare ruimtelijke infrastructuur, niet onder maar boven de grond, breekt een nieuwe periode in de Vroege Informatietijd aan.

De computerisering, en in het verlengde ervan: de informatisering van andere objecten en omgevingen dan die welke vanaf de eerste personal computer om de steeds sneller calculerende apparaten worden ontworpen zet onverminderd door. Met dank aan de basistechnologie — de grafische interface, het toetsenbord en niet te vergeten de muis — die de computer sinds de jaren 1970 tot de consumentenelectronica doet behoren, wordt ons inmiddels een rijk geïnformatiseerde habitat aangeboden, waarin een dicht netwerk aan verbindingen onze alledaagse omgeving om- en ontsluit. De vormgeving voor de openbare ruimte wordt echter nog nauwelijks op het manipuleren van een informatiestroom toegesneden. Het woodwork biedt voldoende ruimte aan processoren, beeldschermen en eenvoudige bedieningspanelen, maar reflecteert noch faciliteert in een meer uitgedachte vorm het gestage ontstaan van wat ik een information habit noemde. [4] De openbare ruimte biedt nog niet echt plaats aan het in het openbaar vergaren en produceren van informatie. Om werkelijk, naar betekenis èn functie, van een ‘informatiemaatschappij’ te mogen spreken moet daar natuurlijk verandering in komen. We zullen niet alleen de mogelijkheid moeten hebben om op willekeurige lokaties informatie te verwerven, maar deze ook moeten kunnen produceren. Daarbij moet de aard van de transacties helder afleesbaar zijn uit de ertoe verrichte handelingen en dus uit de erin gebruikte technologie.

Terwijl de architectonische ruimte nauwelijks anticipeert op onze toenemende informatiemobiliteit, zijn de afgelopen tien jaar de communicatiemiddelen aanzienlijk uitgebreid en verbeterd. Soms herinneren ze in de verte nog aan de lompe dozen die eens op of onder ons bureau stof stonden te verzamelen. Vooral dankzij miniaturisering zijn de nieuwe apparaten echter voornamelijk elegante en sterk aan mode onderhevige gadgets. Scherm, toetsenbord en track ball, een omgekeerde klassieke muis, vinden we in aangepaste vorm terug in mobieltjes, personal digital assistants, GPS scanners, geldautomaten, dashboards, keukenapparatuur, afstandsbedieningen, video- en fotokamera’s, draagbare en huiskamer audio- en videoapparatuur, game consoles en natuurlijk in de laptop. De verbindende netwerken zijn niet alleen meer fysiek maar ook draadloos en weten ons overal te vinden. Met genoemde apparaten wordt (soms satelietgestuurde en daarmee lokatie-specifieke) informatie door ons ontvangen en mogelijk aan het netwerk aangeboden. ‘Computeren’ doen we niet meer uitsluitend op onze werkplek of in de hobbykamer, op daartoe bestemde tijdstippen. Computeren doen we tegenwoordig dag in, dag uit, tijdens ons werk en in onze vrije tijd. Dankzij de verbindende netwerken trekken we een spoor van informatie door de fysieke werkelijkheid.


black line


Informatie verplaatst zich snel als het licht. Producten en diensten die ons dagelijkse leven verrijken zullen zich naar deze norm proberen te versnellen. We willen op onze wensen worden bediend. Click and Go. Maar de fysieke werkelijkheid is traag. Onze eigen mobiliteit en die van onze goederen blijft op zijn gunstigst steken bij de snelheid van het geluid en dat is, sinds de Concorde uit de vlucht werd genomen, ook alleen nog maar voor professionele snelheidsduivels als straaljagerpiloten en astronauten weggelegd. Langzaam verplaatst de rest van ons zich over de wereld, lange afstanden in vele uren en ten koste van een enorm energieverbruik afleggend. Onze informatie is ons altijd een stap voor. Boekingen snellen ons vooruit, onze aanwezigheid wordt in het netwerk dat onze verplaatsingen organiseert uitgebreid aangekondigd en ter bestemder plekke aangemeld. Eenmaal gearriveerd zijn we ingelogd in nieuwe netwerken, onze mobiele telefoons passen zich aan een andere omgeving aan, waarin ook onze credit cards zonder te hoeven verkleuren worden geaccepteerd. Terwijl wij met een onzekere maag en hoofd een jetlag verwerken zijn onze chips al volop aan hun nieuwe omgeving gewend en voor ons aan het werk. Het professionele personeel behandelt ons met internationale hoffelijkheid maar de blikken die we op straat uitwisselen blijven nog even onwennig. De lokale ubicomp heeft onze apparaten inmiddels echter zonder onderscheid naar herkomst geaccepteerd. Onze data worden in nieuwe databases opgenomen. Bij elk nieuw contact met het netwerk worden ze zonder probleem herkend en ingepast.

In Bruce Sterling’s Islands in the Net, en in Neal Stephenson’s The Diamond Age, leven de voornaamste personages in real time, 24/7, in paralelle werkelijkheden, nooit afgesloten van het informatienetwerk dat hen traceert, zichtbaar maakt en het kontakt met anderen, elders, mogelijk maakt. [5] Science fiction van de afgelopen tien jaar werd snel dagelijkse werkelijkheid. Ook buiten de door onszelf in gang gezette informatiestroom wordt onze aanwezigheid in toenemende mate gesignaleerd en verwerkt. Surveillancecamera’s verkennen ons binnendringen in nieuw terrein. Camera’s van medereizigers nemen ons bij onophoudelijk op, deze beelden soms weer naar andere openbare omgevingen versturend. We zijn niet meer slechts anoniem aanwezig in vakantieplakboeken die een kleine verspreiding hebben, maar in toenemende mate op vakantie- en andere persoonlijke websites, in web- en fotologs; kortom in de openbare informatieruimte. Er zijn al mobiele telefoon-camera verboden voor zwembaden en in sommige landen geldt een algeheel verbod, zoals in Saoudi-Arabië. De democratische mogelijkheid tot het produceren van informatie in beeld, geluid en tekst, en de distributie ervan naar (semi-)openbare populaire media tart de norm voor onze privacy misschien wel meer dan de in de stedelijke omgeving alomtegenwoordige surveillancecamera. [6] Zoals gezegd is de informatiemaatschappij een samenleving waarin de burger in gelijke mate informatie consumeert en produceert. Hij of zij is daarbij zowel het object van onafgebroken waarneming met digitale apparatuur, als de auteur en distributeur van digitale informatie. “Look up and smile”, kopte tijdschrift Wired in november 1999 voor een artikel over laag gestationeerde surveillance satelieten. [7] Maar een Siemens MC60 of Nokia 7600 komt dichter op de huid. In fotologs worden dagelijks duizenden privélevens in tienduizenden foto’s vastgelegd en op het web openbaar gemaakt. [8]

Als goede infrastructuur staan de communicatienetwerken altijd open voor verkeer, zonder bijzondere eisen aan de boodschap te stellen, of deze op inhoud te controleren. Het Internet is geen ‘Mijnheer’, zoals de krant eens was. Het netwerk verbindt slechts de vele dames en heren die individueel hun informatie verbruiken. De mobiliteit van ‘onze'’ — zowel in de betekenis van actief door ons gegenereerde als passief op ons toepasbare — data kent geen begrenzing aan snelheid en voorkomen. Terwijl we ons eigen gewicht en dat van onze goederen tergend langzaam moeten verslepen is onze persoonlijke informatie razendsnel overal beschikbaar. Niet zozeer omdat we ons zo langzaam verplaatsen, maar omdat we een zeer leesbaar dataspoor trekken zijn we traceerbaar. Sommige producten en diensten — die welke zich laten informatiseren: tekst, beeld en geluid, maar ook die welke vrijwel ad hoc materialiseren, in bijvoorbeeld rapid prototyping of driedimensionale printprocédees [9] — verplaatsen zich al met de snelheid van informatie. In zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat elk materiaal dat zich door tussenkomst van digitalisering laat lezen en schrijven zich net zo snel als de informatie waarin het beschreven (gecodeerd) wordt zal kunnen verplaatsen. Zo beweegt een fysieke, dagelijkse werkelijkheid gedeeltelijk met ons mee en passen omgevingen zich aan onze aanwezigheid aan. Ubiquitous computing speelt daar een rol in. Omgevingen worden interactief. Al neemt onze snelheid dan niet toe, de aanpassingen van onze omgeving aan onze aanwezigheid maakt hem relatief. Wij willen immers het liefste daar zijn waar, en wanneer, onze informatie is. Daarin ligt de vervulling van een ‘information habit’.


black line



Echte verbanden


Gezien worden of ongezien blijven, dat lijkt de vraag. Maar wie ongezien wil blijven zal het in een netwerksamenleving niet gemakkelijk hebben. De verhouding tussen identiteit en anonimiteit is opnieuw aan de orde en wordt met de komst van zoveel nieuwe technologie ernstig uitgedaagd. Onbehagen en onberedeneerde angsten ontstaan bij het uit de pas lopen van de informationele en de dagelijkse ervaring. De verwarring tussen ‘echt’ en ‘virtueel’ brengt veel critici van nieuwe media en het Internet op verkeerde gedachten. Deze verwarring te thematiseren is het laatste waarvoor we onze pennen moeten slijpen. De conditie van de information habit is ‘echt’. Het samenvallen van de architectonische, de landschappelijke en de informationele ruimten is echt. De verwarring tussen de privésfeer en de openbaarheid is niet alleen echt maar ook vruchtbaar, een emancipatoire ontwikkeling. Onze traceerbaarheid is echt en de noodzaak om informatie in gelijke mate te produceren als te consumeren is zeker echt. Als zich hiertoe de sociale en instrumentele voorwaarden niet ontwikkelen zullen we nooit in een informatiemaatschappij leven, maar in een traditionele twintigste eeuwse massa mediamaatschappij, waarin we ons andermaal verliezen in traditionele angsten, voor inmiddels verouderde mechanismen van macht. Angsten die met de opkomst van een algehele radicale informatisering naief zijn, te mechanisch, te industrieel. Terwijl de dreigingen dezelfde blijven — discriminatie, overheersing, uitbuiting, aanranding, afpersing; kortom machts-misbruik — vernieuwt de vorm waarin het kleine en grote kwaad ons bereikt zich voortdurend. Traditionele autoritaire macht werd vaak institutioneel belichaamd en was door zijn centrale locatie en het apparaat van zijn overheersing te identificeren en te bestrijden. We mogen niet vergeten dat de voorloper van het Internet, het ARPA-net, werd ontworpen om het militaire apparaat en de militaire inteligentie van de Verenigde Staten door verspreiding over verschillende fysieke locaties minder kwetsbaar te maken. [10] Met het spreiden van de intelligentie en van het machtsapparaat verspreiden we ook het gevaar. Volgens Paul Virilio ontwierpen we met het vliegtuig ook de crash. [11] Ook de traditioneel goede krachten zijn niet meer zo duidelijk gelocaliseerd in instituten als onderwijs- en levensbeschouwelijke of politieke instellingen. Een netwerkmaatschappij biedt noch de stabiliteit van het institutionele goede, noch een duidelijk localiseerbaar kwaad. Kennis en macht raken gedistribueerd en vormen slechts af en toe herkenbare patronen in het netwerk. De individuele ontwikkeling van een information habit zal zich aan dit soort organisatorische en logistieke vernieuwingen moeten aanpassen.

Algemene informatievaardigheden zijn zeker aan te leren. Zo zij nog niet worden onderwezen aan traditionele scholingsinstituten, die voornamelijk doelgerichte opleidingsgerelateerde toepassingen onderwijzen, dan moeten zij in de praktijk worden opgedaan. Die praktijk biedt, zoals we zagen, een zeer gevarieerd landschap aan nieuwe voorwaarden waaronder de openbare en de privéruimten, zowel in fysieke als in informationele zin, aan elkaar worden getoetst. Ons gebruik van en gedrag in die ruimten is niet alleen niet zonder gevaar, maar vooral zonder alternatief. Dat betekent niet dat er niet vele alternatieve toepassingen van onze nieuwe omgevingen moeten worden uitgeprobeerd. Als producenten, meer dan als consumenten, van informatie zullen we ons moeten realiseren dat wij hier waken. Het ‘wij’ en het ‘hier’ zijn in een netwerk echter betrekkelijke begrippen, voortdurend in beweging, voortdurend van samenstelling en locatie veranderend. De integriteit van de waakzaamheid hangt daarmee minder van een vaste groep of van een vaste plek af: waakzaamheid is de wakkerheid waarmee we ons individueel in voortdurend wisselende groepen op voortdurend wisselende locaties engageren. Ook onze waakzaamheid werd mobiel.


black line



noten

[1] De Doors of Perception conferentie werd door het voormalige Vormgevingsinstituut in Amsterdam geinitieerd en is nu een zelfstandige stichting onder directeurschap van John Thackara. De conferentie, die belanghebbenden uit vormgeving, media en het bedrijfsleven bij elkaar brengt, wordt sinds 2000 afwisselend in Nederland en in India georganiseerd.

[2] Doors of Perception cd-rom, onafhankelijk uitgebracht en gebundeld met Mediamatic jrg. 8, nr. 1, Amsterdam 1994. Dit veelbekroonde conferentieverslag biedt de gebruiker de mogelijkheid zijn eigen Doors samen te stellen aan de hand van lezingen en contextueel relevante inhoud. Niet meer verkrijgbaar.

[3] Hot spots zijn lokaties waar men in de openbare ruimte binnen het bereik van een draadloos netwerk bijvoorbeeld toegang tot het Internet kan krijgen. Sommige van deze plekken worden publiekelijk aangeboden, andere, bijvoorbeeld privé- of bedrijfsnetwerken, worden in kaart gebracht en gepubliceerd door netwerknomaden.

Zie bijvoorbeeld http://warchalking.org; http://wirelessbandit.nerdsunderglass.com (beide opgeheven anno 2011)

[4] Remember Home? (1994) voor Doors of Perception 2 ‘Home’: “Communication media pierce our dwellings to facilitate the settling of home in information technology. The poetics and politics of home in the age of information will equally guide the architecture of built and electronic space. The memory of architecture will model electronic space to the same extent as the hot links of new media will model different buildings. Thus a new set of practices, which will be known as our information habit, will come into being.”

[5] Bruce Sterling, Islands in the Net, Ace 1989, isbn: 0-441-37423-9; Neal Stephenson, The Diamond Age, Bantam 1996, isbn. 0-553-57331-4

[6] in New York opereert een nieuw soort straattheater, de Surveillance Camera Players: zie http://www.notbored.org/the-scp.html

[7] voor meer informatie over de gebruikte technologie, zie bijvoorbeeld http://www.notbored.org/surveillance-technologies.html.

[8] zie bijvoorbeeld http://www.fotolog.com

[9] voor rapid prototyping zie bijvoorbeeld: http://www.cc.utah.edu/~asn8200/rapid.html

[10] voor de geschiedenis van het ARPAnet, zie bijvoorbeeld: http://www.zakon.org/robert/internet/timeline/ of http://www.netvalley.com/intval1.html

[11] Paul Virilio, ‘Le musČe de l’accident’, in Un paysage des evenements, Galilée 1996, isbn. 2-7186-0479-4

[N.B.] projecten die de integratie van de informatieruimte en de openbare infrastructuur thematiseren zijn bijvoorbeeld Fused Space bij Stroom, Den Haag (http://www.teamsciencefiction.net/: Welcome to Fusedspace Database, de tentoonstelling als resultaat van de wedstrijd Fusedspace) en Ubiscribe aan de Jan van Eyck Academie, Maastricht (http://www.ubiscribe.net)













tekstindex

correspondentie (bijvoorbeeld naar jk @ het eigen domein)































joukekleerebezem.com 2011